-
1 ontdoen
1 [+ van][vrijmaken] défaire (de)♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich ontdoen〉1 [+ van][van de hand doen; zich losmaken van] se défaire (de)2 [+ van][uit de weg ruimen] se débarrasser (de)♦voorbeelden: -
2 ontdoen
1 [vrijmaken] strip♦voorbeelden:een tak van de schors ontdoen • strip the bark off a branchII 〈wederkerend werkwoord; zich ontdoen〉2 [uit de weg ruimen] dispose of, get rid of♦voorbeelden:
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский